tijds deXatijnen geluckelick gearbeyt , om uyt te putten de ( chatten vandeGrieckfche welfpreeckentheyd : en zoo leeren noch dagelicks de Franflen , en andere nabuerige volckeren , in haer eygen tale , uyt de Grieckfche ende de Latij nfche ípreken . Waerom zullenwy danaltijds even kindfch , in de luyren blij ven liggen , en TAetjen blij ven krij ten , daer wy bequamelick en mannelick Fader können zeggen ? 't Is wel zoo , dat de talen gevonden of in - gefteltzijn , op dat wy d'een den anderen de in - nerlicke gedachten onzes herten zouden te kennen geven : en dat het genoegh is , dat wy , door een flechte en verftaendelicke taie , onze mee - ninge met den anderen verwiflelen , en gemecn maecken . Maer hoy moet hy eten , en aerde en water werden , die niet en verftaet , datmen een wind - meulen met blaesbalcken niet en kan doen omme - gaen : datter heel veel aengelegen is , met wat kracht van woorden vele menfchen be - jegent en geroert werden . Een leege , ftraetfche , en gepeupelfche reden zal , voor een hoogh verftand , ter aerden vallen , zonderflagh te geven , ofyette verwinnen . 'tEnis ; ae oocknietgenoegh . dat een reden mergh envleefch heeft : zymoet dickwils watgefmuckten verciert werden , door het pinceel vaneen eíFen en ronde tale . En gewiffelick , zoo die niet verheven en werd met levendige couleuren , de verdiepingen en verfehietingen ( hetbyzonderftevandetafereelen ) en können nietver - merckt werden . Want gelijekhet goud of y voor zijn waerdije verdob - belt . doordehandenkonftevandewerck - meefter } alfoo vermeerdert by velen de prijs van zaecken , die door een wel - fprekendetonge voor " gedragen werden .
Ick wil dan alle geluckige verftanden en kloecke geeften gebeden heb - ben . ( voornemelick die haer wel - geboren aerdgeholpen engeftijftheb - ben , door een hardneckige neerftigheyd , endiepe bcdenckingen ) dat zyeyndelick degoede hand daer toe willen aen - wenden , dat onze tale ( die noch al kruypende langhft der aerden fleypt ) mocht op - getrocken werden , tot het tfopenkruyn - puntvanhare grootheyd : op dat wy niet alleene met onze na - bueren in gelijeke lid treden , maer oockzelfsde pertifane dragen mochten . Vaert wel > en draeght my gunite .
E M -