7 ?
mond beießtgen , datrmen de " toel - Verdiende mott danckbaerbeyd befoij~> \en : hierin is bet on - ßemmigb volck een - flemmigb .
Schout dan on - danckbaerbeyd meer als een boo^e¡lange ,
OfìWmeer als een bond , van dúlbeyd heelvehWed .
Me bier 'van is gehont , Ut ] ft eetftoigh in dees prange ,
Dat by van God en menfcb geba & tet ley en moer i
Ghewiffelick de on - daiickbaérheyd is ais een Íeíierpc Noorde wind , die de wateren van Godes liefde op - drooght , en door een bijtfige luchtde menfchen van haer jaeght . Met watleelickcr finette könde Aristoteles bekiad den , als dat hy van zijn Meefter Plato , een on - danck - baer muyl - ezel is genoemt geweeft ? De Veulen groot worden zijnde fmijten van achter , zonder onder - fcheyd , moeders en anderebeeften : zoo verknaegde ditgroote vat der wijsheyd ( in dezen eén af - grond van bittere dwaesheyd ) het gerächte en de daed van zijns Meefters hooge weten - fchappen , die hy meyndetezeerzijnlichtendaghte bene - men . Alzoo werdender vele gevonden , die als zy , met ge - leende fchouders , tot eenige hoogheyd geklommen zijn , feenemael vergeten de hulpe en den dienft der gener , die haer tot een ladder geftreckt hebben : ja menighmael de zel - ve uyt de zale werpen , gelijek - men zeght , die haer re tijden , te peerde gheholpen hebben . Die gene , die der andere boosbeyd niet en erkent de iveldaed , is on - ~iïetende - , die - %e Vergetti is eenezelj die - ^bedeckt , boos - aerdigh ; en noch erger , die - ^e looebent : maer de gene die quaed bejaegbt , aen die gene , y>an " ¡viens band hy " Peel ivel'daden heeft ontfangen , is erger dan eenduylpel . 't Is een mis - daed , 't is een boosbeyd , 't is een ont>etenbeyd , en een %oo groVe eçelheyd dat fy niet en kan ont - moeten z$o geweldige en wcede flraffe , alszyvvel verdient heeft .
K Maer