3 / 8
. . 33 * .
Beter arm te zij n met eeren ,
Dan met ich and zijn goed vermeeren .
339 - ,
Zijt inder daed , Dat ghy gelaet .
3 + 0 .
Booiè reden , die daer fmetten , Maecken goed en heylfaem wetten .
34r *
Die fchuldigh leeft , die fchut en beeft . 34 - 1 .
Met vallen , en met op te ftaen , Soo moetmen door de wereld'gaen .
34 ? .
Groote weeld' en hoogh geluck , Heeft van doen en ftijve kruck .
De auy vel , vaer der leugenaers , Die hecftoock wel zijn martelaers .
34 ? .
De opgangh van de moedigheyd , Is d'onder - gangh van deughdfaemheyd .
34^ .
Wannecr de hoogxnoet gaet om hoogh , Het luck gaet neçr , en raeckt uy t d'oogh .
3 + 7 - .
Dat niet met recht en is verkregen , Dat is een vloeck , en niet een zegen .
348 .
Geen meerder held , geen fterker man , Als die zieh overwinnen kan .
349 - .
Als Godt ons flaen wilt met de roe , Hy íluyt ons dan deoogen toe .
3 ? o .
Begint , wat dat ghy doet , met God , En wacht dancen geluckigh flòt .
3fï .
Het alder - left , Zy alder - beft .
FINIS .
1KbK ; W 4 5 6 7 8 9 - 10 11 12 13