jsS
y . de
ZEDE - SPR
i .
E En Vrou die wandelt in Gods wegen , Is tegen Goud' niet op te wegen .
i .
Sraet op voorfpoet niet te breed' , Het eynd' van alle vreughd' is leet .
3 .
Op't laeft van alle fchepfels dinck : Want t'eynd' beveftight alle dinck .
4»
Ofiômtijs t'eerfte mach behagen , Het eynde moet het packjen dragen .
5 .
Wanneer het Cruys wert welgevat . 't Wert maer een halve laftgefchat .
6 ,
Dewaerheyt kan niet t'onderblijven : Want't vet wilt altijdt boven drijven .
7 -
Dat heet heteygen van een man , Dat niemandt van hemnemenkan .
8 .
Hetlijdeia is een heyligh werck Voor hem die daer genoegh is llerck .
. . P .
Gedenckt by tijdts den ouden man Terwijl uw' jeught noch wercken kan .
io .
Begeerten ooghisaltijdts hol ,
Geen menfcli en kan die maecken vol .
«
i» .
En feght niet altijdts , dan als dan ; Maer denckt vry aen den ouden man .
ji .
Die wat aen den armen bringht Aen íijn felven dan gedinckt .
Brunes
EUCKEN
Seiden , in ditaertfdhe ilijck Wertmen fonder ionde rijck .
14 .
Hy heeftgenoegh voor fijnenftaets Diehemmet'tzijngenoegenlaet . '
r . . ïf .
De menfeh die is een feldiàem dier , Nu eens een Kemel , dan een mier .
16 .
Men komt niet fonder íweet en ftof , Aen dingen die verdienen lof .
* 7«
Aen dingen die met lof beftaen Men komt daer niet al lacchend'aen . í8 .
Menfchen die in d'aerde vroeten , Moeten fteeds verketel boeten .
i5> -
Noyten quammer deughtfaem kindt Van een Vader onbefint .
20 .
Niet dat loo lange jeughdigh blijft , Als vyandtichap eens ingelijfr . a .
Niet ifler dat iòo traegh verout Als haet , diem' in fijn herte hout . iz .
Soo langh ick leef en hier verkeer . Ick vinde altijds dat ick leer .
23 -
Van een goeden difpenfier Daer is Godt van Threforier .
. H -
Helpt eerflfu felven > feght de Heer t Ick fai u daer naer helpen meer .
ajr . Voor