sd
man geweest was en die
met allerlei puin en rommel
naar beneden was komen
tuimelen, en nu jaren lang
in den grond had gezeten.
En de jonge vrouw veegde
den soldaat af, eerst met
een groen blad en toen
met haar zakdoek. Wat
rook die lekker! Het was
den tinnen soldaat of hij
uit een bezwijming wakker
werd.
„Laat eens kijken!” zei
de jonge man en hij lachte
en schudde zijn hoofd.
„Ja, die kan het natuur-
lijk niet zijn, maar het doet
mij denken aan een oude
geschiedenis met een tinnen
soldaat, dien ik had toen
ik nog een kleine jongen
was!” En hij vertelde zijn
vrouw van het oude huis
en van den ouden man en
hoe hij den tinnen soldaat
naar hem toe had gestuurd
omdat hij zoo verschrikke-
lijk eenzaam was, en hij
vertelde het z66 precies
als het geweest was, dat de
jonge vrouw tranen in de
oogen kreeg over het oude
huis en den ouden man.
„Het kan toch heel goed
zijn, dat het dezelfde tinnen
soldaat is!” zei zij, „ik zal
hem goed bewaren dan
zal hij mij herinneren aan
alles wat je mij verteld
hebt; maar het graf van
den ouden man moet je mij
wijzen”.
„Ja, maar ik weet niet
waar het is!” zei hij, „en
niemand weet het! al zijn
vrienden waren dood, nie-
mand zorgde voor het
graf, en ik was immers
nog maar een kleine jon-
gen!”
Wat moet hij schrikkelijk
eenzaam zijn geweest!”
zeide zij.
„Schrikkelijk eenzaam!”
zei de tinnen soldaat, „maar
het is heerlijk om niet
vergeten te worden!”
„Heerlijk”, riep er iets,
dichtbij, maar niemand,
behalve de tinnen soldaat,
zag, dat het een lap van
het varkensleeren behang-
sel was. Al het verguld
was er af en het zag er
uit als een dotje vochtige
aarde, Maar het had toch
een meening en die zei het:
„Verguld zal vergaan,
Maar leer blijft bestaan!”
De tinnen soldaat ge-
loofde er niets van.