Full text: Andersen's Sprookjes

DE GROOTE KLAAS EN DE KLEINE KLAAS. 
Hierop moest men natuurlijk eens drinken, en men hield 
daar tot laat in den nacht mee vol. 
„Je toovenaartje moet je mij overlaten,” zei de boer. „Wat 
wil je er voor hebben? ’k Geef je ‘er zoo aanstonds een schepel 
vol geld voor.” 
„Neen, dat kan ik niet verkoopen,” antwoordde Klaas; 
„bedenk maar eens, wat voordeel en profijt men van zoo’n 
heksenmeester beeft.” 
„k Had hem toch zoo drommekaters graag!” zei de boer, 
en hield maar al vol met vragen. 
Eindelijk zei Klaasje: „Nu, in ’s hemels naam dan, omdat 
je me van avond zoo goed behandeld hebt en me zoo gul 
logies gegeven. Je zult hem hebben voor een schenel vol geld, 
maar die ook boordevol.” 
„Je zult hem hebben; maar dan moet je die kist daar ook 
meenemen,” zei de boer; „want ’k wil baar geen uur langer 
in huis hebben. Wie weet, of die verwenschte koster er nog 
niet in zit!” 
En zoo gaf kleine Klaas den boer zijn zak met de half 
droge paardenhuid en kreeg daar een boordevol schepel met 
geld voor. De boer schonk bem ook nog een kruiwagen om 
geld en kist daarop veilig weg te brengen. 
„'t Ga je wel!’ zei Klaas en kruide voort met zijn geld 
en met de groote kist, waarin het kostertje nog lag. 
Aan de overzij van het bosch was een groote, diepe rivier 
met een strooming, dat men er moeielijk tegen opzwemmen 
kon. Er was een groote, nauwe brug over heen gelegd, die 
beide oevers met elkaar verbond. Klaas hield midden op die 
brug stil en zei hardop, zoodat de koster het wel hooren 
moest: 
„Wat nu met die lompe, plompe kist te beginnen? Ze is 
zoo zwaar, alsof ze vol steenen zat. ’t Verveelt me, haar ver: 
der te kruien: ’t is beter, dat ik haar maar in ’t water gooi;
	        
Waiting...

Note to user

Dear user,

In response to current developments in the web technology used by the Goobi viewer, the software no longer supports your browser.

Please use one of the following browsers to display this page correctly.

Thank you.