DE STANDVASTIGE TINNEN SOLDAAT,
vinden. Had de tinnen soldaat maar geroepen: „Hier ben ik!”
dan zouden ze hem wel gevonden hebben, maar hij vond het
uiet fatsoenlijk hard te schreeuwen, omdat hij in uniform was.
Daarop begon het te regenen; al spoedig vielen de droppels
in grooter aantal; eindelijk werd het een plasregen van be-
lang. Toen die voorbij was, kwamen er twee straatjongens.
„Zie eens!’ zeide de cen, „daar ligt een tinnen soldaat!
Die moet meê en in de boot varen!”
En toen maakten zij eene boot van eene oude courant,
zetten den soldaat er in, en daarop zeilde deze in dat vaar-
tuig de goot uit; beide knapen bleven er naast loopen en
klapten in de handen. Lieve tijd! Wat sloegen er golven in
de goot! Wat was er een sterke stroom! De papieren boot
ging al heen en weder en daarbij draaide zij zóo snel in het
rond, dat de tinnen soldaat beefde; maar hij bleef standvastig,
vertrok geen spier van zijn gelaat, zag recht voor zich uit en
bield het geweer stijf in den arm.
Op eens dreef de boot onder eene lange brug door; daar
werd het even donker als in zijne doos,
„Waar zal ik nu terechtkomen?” dacht bij. „Ja, ja, het
is zeker de schuld van den kabouterman. Ach, had ik die
kleine, lieve dame maar hier in de boot, dan mocht het
mijnentwege nog dubbel zoo donker zijn!’
Plotseling verscheen er eene groote waterrat, die onder de
brug woonde.
„Hebt gij een pas?” vroeg de =a:
Maar de tinnen soldaat zwee.:
vaster.
De boot dreef al verder voort en de rat zette haar achterna,
Ha, wat liet ze hare tanden zien! Zij riep de houtspaantjes
en stroohalmen met eene vreeselijke stem toe:
„Houdt hem! Houdt hem vast! Hij heeft geen tol betaald!
Hij heeft zijn pas niet laten zien!”