DE GELUKKIGE FAMILIE,
>n
‚nn
Ù
Tm
It
'S,
en
et
np.
[S-
arn
eenmaal daaruit zouden komen met hunne kinderen: zij zou-
den dan naar het kasteel gebracht, zwart gekookt en op een
zilveren schotel gelegd worden. Toen de redevoering uit was,
kropen de oudjes in hunne huisjes en kwamen er nooit weder
uit; zij sliepen in. Het jonge paar regeerde nu alleen in het
bosch en kreeg eene groote nakomelingschap. Daar ze echter
nooit gekookt en op een zilveren schotel gelegd werden,
kwamen ze tot het besluit, dat het kasteel ingestort en heel
het menschelijk geslacht uitgestorven was. En daar niemand
daar iets tegen te zeggen had, moest het wel waar zijn.
En de regen viel op de klissebladeren neer om hun ten
gevalle trommelmuziek te maken, en de zon scheen om wille
van de klissebladeren, om ze te kleuren; en zij leefden zeer
gelukkig en de geheele familie was gelukkig, bijzonder ge-
lakkig!
IBS
Tú
[et
vet
zj
Id-
Ies
en
srd
De
rop
als
dat
ze
7,